Het beheer van natuurlijke hulpbronnen door middel van gedeelde gebruiksrechten is een eeuwenoud concept. Een bekend voorbeeld is de meent, of gemeenschappelijke weidegrond, waar meerdere boeren hun vee laten grazen. Ook een meer of rivier zonder eigenaar kan bijvoorbeeld gedeelde rechten hebben op de visvangst. De gebruikers spreken in samenspraak af hoeveel de natuurlijke hulpbron gebruikt kan worden zonder deze te beschadigen en delen samen de gebruiksrechten. Dit is een effectieve manier van collectief beheer, zonder centraal gezag. 

Politieke wetenschapper en Nobelprijswinnaar Elinor Ostrom beschrijft acht basisprincipes voor deze zogeheten ‘common pool resources’. Volgens de LP kunnen de lessen van Ostrom een vertrekpunt bieden voor een meer libertaire kijk op natuur- en milieubeheer.

De principes van Ostrom zijn:

  1. Duidelijke gedefinieerde grenzen van wat de gemeenschappelijke middelen zijn en wie de gebruikers zijn
  2. Aanpassing aan lokale omstandigheden
  3. Gemeenschappelijke besluitvorming door de gebruikers
  4. Toezicht door of in opdracht van de gebruikers
  5. Strafmaatregelen bij overtreding
  6. Goedkope en laagdrempelige arbitrage bij geschillen
  7. Zelfbeheer van de gemeenschap en erkenning door hogere autoriteiten (zoals bijvoorbeeld landsgrenzen)
  8. Voor grootschalig collectief beheer een gelaagd systeem met lokale groepen

De LP stelt dat deze principes kunnen bijdragen aan een meer decentraal natuur- en milieubeheer. Met name op kleine schaal zullen deze principes effectief zijn. Dit past in de visie van de LP dat collectieve organisatie zoveel mogelijk bottom-up en op basis van vrije wil moet plaatsvinden.