De overheid wordt gezien als het instituut dat het algemeen belang dient. Wanneer burgers zeggenschap zouden hebben over het functioneren van de overheid is de gedachte dat het volk regeert. De gedachtegang houdt in dat de burgers bepaalde vrijheden behouden en zichzelf en de samenleving vorm kunnen geven. Met de aankomende verkiezingen in het vooruitzicht wordt het geloof in de overheid als betrouwbare stuurman van de samenleving opnieuw tot leven geroepen, maar zal dit geloof in het etatisme wel tot verandering leiden?

De overheid als kameleon

Voor elk maatschappelijk probleem zou er gekeken moeten worden naar verschillende oplossingen om het probleem te verhelpen. Marktwerking en het subsidiariteitsbeginsel zijn naast de overheid enkele manieren om deze problemen te aan te pakken. Tegenwoordig is er echter meer de neiging dat de overheid de oplossing wordt voor maatschappelijke problemen. Of het nu gaat om armoede, klimaatverandering, woningnood, lerarentekort, de problemen in de zorg of parlementaire representatie – er wordt constant een beroep gedaan op de overheid om deze problemen aan te pakken. Werkt dit? De problemen blijven terugkomen, ook al blijft de overheid met subsidies strooien. En toch moet de overheid zich maar blijven inzetten als actieve oplosser.
Je zou hier nog tegenin kunnen brengen dat de paarse kabinetten hebben gepoogd om de overheid af te remmen door de zogenaamde ‘privatiseringen’. Maar in plaats van dat de overheid een stapje terug heeft gedaan om de onzichtbare hand van de markt zijn werk te laten doen, heeft de overheid nog steeds een actieve rol, maar in een ander jasje. De overheid is marktmeester geworden en heeft de taak op zich genomen om de vrije markt te stimuleren. Waarom wordt er gesproken over een vrije markt wanneer de overheid zich alsnog actief bemoeit met de samenleving? Ook al zou de overheid zich actief inzetten voor haar burger of dat zij zich – voor de schijn – terughoudend opstelt om de ‘markt’ haar werk te laten doen, de problemen blijven bestaan.

Hoe verder?

Wie hoopt dat ‘onze’ volksvertegenwoordigers en bestuurders door zullen hebben dat de overheid terug moet worden gedrongen komt bedrogen uit. Laurens Dassen (Volt) en Mirjam Bikker (CU) zijn ervan overtuigd dat het parlement representatiever moet zijn. In plaats van 150 zetels in de Tweede Kamer zou het parlement uitgebreid moeten worden tot 250 zetels. Volgens Bikker is dat nodig omdat er te weinig parlementariërs zijn om de taken goed uit te kunnen voeren. Allereerst is dit een drogreden, aangezien kwantiteit niet per definitie leidt tot betere kwaliteit van bestuur. Het kan alleen nog bureaucratischer worden waarmee de beleidsvorming nog trager kan verlopen. Daarbij zal dit grotere aantal ook uitbetaald moeten worden met middelen uit belastingheffing. Het geloof in een grotere overheid is zodanig doorgedrongen dat zelfs de partij die zichzelf klassiek liberaal of libertair beschouwt, het openbaar vervoer gratis wil maken. Wat is er nu libertair aan het creëren van een staatsmonopolie op het openbaar vervoer? Of denk aan het Nieuw Sociaal Contract van Pieter Omtzigt die, volgens de woorden van Omtzigt zelf, wil zorgen voor een betere vorm van politiek bedrijven. En als kers op de taart wil de BBB een stap naar uitvoerende macht zetten door Mona Keijzer als kandidaat voor het premierschap te presenteren.

De kijk van het agorisme

Hoe zit het dan met de democratie? In theorie is de doelstelling van de democratie dat de burgers zichzelf kunnen besturen en hun invloed op het bestuur kunnen uitoefenen. Vanuit het Agorisme zitten hier enkele haken en ogen aan. Allereerst zorgt het stemmen ervoor dat het bestaan van de overheid wordt gerechtvaardigd. Daarbij geef je ook aan dat je vindt dat je uiteindelijk geregeerd zou moeten worden door mensen die jou in principe niet kennen. Laat je daarom niet leiden door politici.

Regeer je eigen leven!