“Hoe laat is het? Solidariteit!”, is een leus die regelmatig wordt gebruikt door groepen demonstranten die zich vol passie uitspreken tegen een maatschappelijk probleem. Solidariteit is een waarde die buiten de politiek om door veel mensen wordt gewaardeerd. Het gaat om saamhorigheid, samen het lijden van andere mensen delen en om elkaar te steunen. Regelmatig zie ik in de media, maar ook daarbuiten, voorbeelden van mensen die elkaar te hulp schieten – de onafgedwongen solidariteit. De solidariteit waarbij mensen er vrijwillig voor kiezen om elkaar te helpen.

Het zou toch mooi zijn als mensen uit eigen, onafgedwongen beweegredenen dit doen. Toch heeft de geschiedenis ons geleerd – het meest recent tijdens de pandemie – dat het woord ‘solidariteit’ als rechtvaardiging gebruikt wordt om de vrijheid van de burger in te perken. Solidariteit en vrijheid lijken onverenigbaar en solidariteit lijkt afgedwongen te moeten worden. Maar is er dan nog wel sprake van solidariteit?

Freeriderprobleem 

Solidariteit is de hoeksteen waarop de samenleving was gebouwd, nog voor de opbouw van de verzorgingsstaat. In de periode vóór de Tweede Wereldoorlog was het niet zo dat de minderbedeelden waren aangewezen op een betuttelende overheid die hen voorzag in materiële en immateriële steun. De overheid speelde een bescheiden rol in het maatschappelijk leven. Het was veel meer een nachtwakersstaat dan nu. Daaruit volgde de conclusie dat de minderbedeelden waren aangewezen op de barmhartigheid van het maatschappelijk middenveld. Met name de gemeenschap en de Kerk. Mensen zijn altijd wederzijds afhankelijk van elkaar geweest en armoede werd dan ook vrijwillig bestreden door de betrokkenen. Was overheidsbemoeienis ter ‘bevordering’ van de solidariteit noodzakelijk? Een legitimering van de overheid om in te grijpen, is het bekende freeriderprobleem: de angst dat sommige mensen profijt hebben van collectieve goederen en diensten zonder daar zelf aan bijgedragen te hebben. Wanneer dwang zou worden toegepast, kan dit probleem opgelost worden en zou solidariteit gerealiseerd kunnen worden.

Je doet het voor een ander

Is het freeriderprobleem niet voldoende reden, dan wordt de rechtvaardiging tot geforceerde solidariteit gevonden in emoties. De rechtvaardiging hiervoor is vooral te vinden in de werking van emotionaliteit. Tijdens de coronapandemie bijvoorbeeld werd burgers opgedragen om zich te laten vaccineren tegen het coronavirus. Dat riep enige scepsis op. Om mensen toch over te halen om zich te laten vaccineren, werd de moraliserende stelling gebruikt dat je het voor een ander moest doen. Niet alleen zou jijzelf beschermd zijn, maar daarmee zou je anderen – en dan zeker de zwakkeren – een dienst bewijzen. Er werd dus een beroep gedaan op het solidariteits- en ook op het schuldgevoel van mensen om zich te laten vaccineren. Was zelfs dat niet voldoende dan werden mensen geforceerd om thuis te blijven totdat zij bereid waren de prik te ontvangen. Solidariteit niet waar? 

Solidariteit als verlengstuk van vrijwilligheid

Vrijheid, of liever gezegd, het libertarisme lijkt in schrijnend contrast te staan met solidariteit. Toch – wanneer de overheid ingrijpt om solidariteit af te dwingen – creëert zij een omgekeerde versie van een freeriderprobleem. In plaats van dat mensen van de voordelen van collectieve goederen genieten zonder daaraan direct mee te werken, worden mensen nu gedwongen om voor goederen en diensten te betalen waar zij geen zeggenschap over hebben of zelfs geen gebruik van willen maken. Dat is niet bepaald solidair, maar dictatoriaal. Het betekent dat solidariteit wordt ontdaan van haar vrijgevigheidskarakter en op straffe van een consequentie wordt nageleefd. 

Is solidariteit gebaat bij dwang? Sociale zekerheid kan in een libertaire samenleving ook zijn plaats hebben. In plaats van dat de overheid mensen dwingt ‘vrijgevig’ te zijn, zijn mensen er op zichzelf gesteld om voor elkaar te zorgen. Aangezien mensen afhankelijk van elkaar zijn, zijn zij beter op de hoogte van de behoeften van hun naasten. Daar kunnen zij dan gerichter naar handelen. Je kan elkaar bijstaan, maar dat hoef je niet per se te doen. Wanneer je zelf slechter af bent, kan je ervoor kiezen om iemand anders niet te helpen. Helaas gebeurt dit nu wel in een systeem dat wordt geregeerd door een landelijke monopolist: de overheid. Daarbij is de overheid zelf een freerider gezien het feit dat zij zelf de welvaart van de burgers – door middel van de belasting – ontneemt en als enige kan bepalen wat er met dat geld gebeurt. 

Aangezien mensen van nature sociale wezens zijn, is een overheid die solidariteit afdwingt niet nodig om mensen nog socialer te maken. Maar wat als mensen de vrijgevigheid van hun naasten exploiteren? Het libertarisme is gestoeld op het natuurrecht. Volgens dit recht is de mens baas over zichzelf en een inperking van dit natuurrecht door middel van uitbuiting is niet toegestaan. In een vrijwillige, solidaire samenleving kunnen mensen er zelf voor kiezen om mensen te helpen of zich te onttrekken aan de groep van hen die de vrijwilligheid willen uitbuiten. Daarom is het verbazingwekkend dat beleidsmakers die solidariteit willen afdwingen, niet stil staan bij degenen die uitgebuit worden. Van de beleidsmakers moeten mensen elkaar helpen, zelfs wanneer degene die de hulp biedt, wordt uitgebuit. Solidariteit werkt het best wanneer het voortvloeit uit vrijwilligheid.