De term “noaberschap” is weer in de belangstelling gekomen door het verkiezingsprogramma van de BBB. Daar hechten zij grote waarden aan om de kwalen in onze samenleving aan te pakken. Maar wat als het noaberschap wordt afgedwongen door de overheid?

Het voluntarisme van het noaberschap

Het noaberschap is de Twentse benaming voor het woord ‘nabuurschap’. Deze definitie omschrijft een sociale verhouding in agrarische gemeenschappen hoewel de betekenis breder opgevat kan worden. De definitie van het noaberschap is makkelijk samen te vatten in de gezegde “liever een goede buur dan een verre vriend”. Ruim opgevat gaat het om burenhulp, waarbij de buren binnen een gemeenschap op elkaar zijn aangewezen voor hulp en solidariteit. Hiermee is de sociale cohesie dan ook zeer sterk – de mensen kijken naar elkaar om. Het noaberschap heeft wat weg van het subsidiariteitsbeginsel waarin maatschappelijke problemen zo kleinschalig mogelijk opgelost kunnen worden zonder bemoeienis van de overheid. Sterker nog, dit principe zou zijn weerklank kunnen vinden binnen het Libertarisme aangezien het hier gaat om vrijwillige solidariteit vanuit de directe leefomgeving.

De monopolisering van het noaberschap

Het noaberschap als zodanig heeft bij de BBB zijn uitweg gevonden als speerpunt van het verkiezingsprogramma. De partij merkt een vertrouwenscrisis op tussen de burgers en de overheid, maar ze merkt ook een ander probleem op: de individualisering van de samenleving die de gemeenschapszin in de weg zit. Hun oplossing is niet alleen gelegen in het noaberschap, maar in de ‘noaberstaat’. Een overheid die naar hun zeggen moet fungeren als een betrokken buurman of buurvrouw waar je op kan rekenen, maar die ook de juiste afstand bewaart tot het persoonlijke erf. De overheid moet de burger ten dienste staan en niet andersom. Sterker nog, de wens is dat de Nederlandse samenleving één grote familie wordt die – ondanks dat zij niet voor elkaar gekozen hebben – het wel met elkaar moet doen. Een schreeuw om collectivisme is haast niet te missen. Dit politiek sprookje is te vergelijken met de wolf in schaapskleren.

Het voordeel van vrijwillige nabuurschap is dat je zelf de leiding kan nemen met wie je wel en niet samen wil werken zonder dat daar een consequentie aan vast zit.

Wanneer de overheid het noaberschap monopoliseert is de buurhulp niet vrijblijvend – je kan er niet voor kiezen om niet met de overheid te interacteren. Een lastige buur kan je nog negeren, maar de overheid kan je deze soort noaberschap afdwingen en een alternatief strafbaar stellen. Ook zal de overheid geen gepaste afstand van het persoonlijke erf houden wanneer je weigert om deel te nemen aan het monopolie. Daar zit hoe dan ook een consequentie aan vast. Een overheid met haar monopolie op geweld is haast niet te ontwijken. Bovendien is een overheid niet efficiënt om gemeenschapszin te bewerkstelligen. Frédéric Bastiat heeft gesteld dat solidariteit spontaan is en dat wanneer het wordt afgedwongen de solidariteit wordt vernietigd.

De agora voor het ongedwongen noaberschap

Hoe zit het dan met de ware, spontane solidariteit waar Bastiat het over heeft? Is dat dan wel te realiseren in een vrije, libertaire samenleving? Los ervan dat de libertaire stroming zich wil begeven op de zwarte of grijze markt en daarmee de overheid ondermijnt, staat de ‘agora’ – de markt centraal. Deze markt is niet alleen bedoeld om op vrijwillige basis goederen en diensten uit te wisselen, waarbij beide partijen er beter op vooruitgaan, de markt fungeert ook als een ontmoetingsplek. Een plek waarnaar veel mensen aangetrokken worden, zal uiteindelijk leiden tot het opbouwen van vrijwillige relaties en tot slot tot gemeenschapszin. Mede door de vrije marktwerking kunnen mensen vrijwillig solidair zijn doordat zij elkaar kunnen voorzien in goederen en diensten die elkaar te hulp kunnen schieten. Hier komt geen ‘noaberstaat’ aan te pas. De agora is de plek waar het noaberschap ongedwongen tot zijn recht kan komen.