Minister Wopke Hoekstra van het CDA pleitte onlangs in een interview voor het herinvoeren van de militaire en maatschappelijk dienstplicht. Hij hoopt hiermee de polarisatie en personeelstekorten in Nederland te verminderen. Nederland zou daar volgens hem beter van worden.

Allereerst goed nieuws voor Wopke, de dienstplicht is er al en bestaat nog steeds. Slecht nieuws voor vrouwen, het geldt ook voor jullie. Alleen de oproepplicht is voorlopig afgeschaft.

Dat Hoekstra voor activering van de oproepplicht pleit past bij het idee dat grote problemen om vergaande (vrijheidsbeperkende) oplossingen vragen, en problemen heeft het kabinet genoeg. Zo ervaren steeds meer Nederlanders toenemende onrust in de samenleving en staan veel sectoren onder druk door de vele crises. Maar kan een actieve dienstplicht die oplossen?

Al vele jaren kampen vele werknemers in verschillende sectoren met een te hoge werkdruk en een weinig lonend salaris dat achterloopt op de inflatie. Dat de hoge inkomstenbelasting ervoor zorgt dat de lage inkomens de hoogste belastingdruk ervaren, helpt daar ook niet bij. Deze problemen leiden tot personeelstekorten, maar in plaats van ze te erkennen zetten politici zoals Hoekstra liever het leger in.

Zo werd het leger ingezet in ziekenhuizen tijdens de coronacrisis, bij opvangcentra tijdens de asielcrisis en werd recent nog een poging gedaan om soldaten in te zetten als beveiligers voor Schiphol omdat die door slechte arbeidsvoorwaarden niet genoeg personeel kon vinden.

De afgelopen jaren is het leger steeds vaker ingezet om niet de traditionele taken van landsverdediging en veiligheid uit te voeren, maar om de binnenlandse problemen die de politiek veroorzaakt heeft op te lossen.

De timing van Hoekstra is dus geen toeval met al die vervelende polariserende crisissen, en daarbij komt ook angst voor oorlog in Europa. Toch zijn dienstplichtigen daar geen oplossing voor. De dienstplicht zou volgens Hoekstra een half jaar tot een jaar moeten duren, een veel te korte tijd om ingewerkt te worden voor de militaire of maatschappelijke. Het idee van grote legers is achterhaald, tegenwoordig worden oorlogen gevoerd met geavanceerde technologie die jarenlange opleiding vereist en hetzelfde geldt voor werk in de zorg. Daarom werken we in Nederland met beroepsmilitairen en opgeleid zorgpersoneel. Als zelfs Schiphol dus volgens sommige politici een maatschappelijk doel is, dan zal de dienstplicht waarschijnlijk weinig goeds opleveren.

Ook speelt de mythe van “de luie jeugd van tegenwoordig” mee in de discussie over dienstplicht. Ondanks dat Nederland één van de meest actieve jongeren heeft op het gebied van arbeid, vrijwilligerswerk en studie in de EU, blijven er mensen hangen aan het achterhaalde idee dat jongeren een “schop achter de kont” (dwangarbeid) nodig hebben.

De oorlog tussen Rusland en Oekraïne wordt nu door opportunistische politici gebruikt om draagvlak voor de dienstplicht te creëren. In het beste geval is Hoekstra’s oproep slechts een goedkoop verkiezingspraatje, in het ergste geval een nieuwe poging om jongeren te dwingen te werken voor een fractie van wat een acceptabel loon gevonden wordt.

De ironie is dat buitenlandse conflicten gebruiken als excuus voor het uitvoeren van vrijheid rovende maatregelen om falend binnenlands beleid in de doofpot te stoppen vrijwel hetzelfde is als wat Poetin in Rusland doet. Hoe vaker we deze dwangmatige maatregelen nemen, hoe meer we richting de kant van autocratie gaan, dezelfde weg die Rusland nu bewandelt. Als Nederland en de rest van het “vrije westen” zich wil profileren als de juiste keuze in internationale conflicten zullen we onze beleidskeuzes ook wel moeten baseren op de idealen van vrijheid en zelfeigendom: vraag de Russen maar wat het alternatief is.

Dus nee Hoekstra, van de dienstplicht wordt Nederland niet beter.