Saskia van Balen, juriste en kandidaat-Tweede Kamerlid voor de LP, stelt in een bijdrage* in het dagblad “Trouw” het burgerlijk huwelijk fundamenteel ter discussie. Onder de kop “Schaf het burgerlijk huwelijk af en daarmee de pijnlijke discussies over het “homohuwelijk” vraagt ze zich af, wat de overheid eigenlijk te maken heeft met het huwelijk. Als juriste weet ze wel degelijk welk antwoord de overheid hierop zou geven: het voorkomen van kindhuwelijken, huwelijken met mensen die geen zelfstandige beslissingen kunnen nemen, het garanderen van de geïnstitutionaliseede monogamie, de zorg voor het wel en wee van kinderen, etc. De overheid heeft daarmee “de zorg“, je kunt ook zeggen “het monopolie” over de bescherming tegen misbruik van het familierecht.

Een burgerlijk huwelijk – je kunt er ook bewust voor kiezen – verplicht tot wederzijds onderhoud. Het maakt de partners erfgenamen van elkaar, je hoeft in een rechtsgeschil niet tegen elkaar te getuigen en bij de koop van een huis moet je elkaars toestemming hebben. Buitenlandse partners kunnen via een burgerlijk huwelijk ook gemakkelijker het Nederlanderschap verwerven. Het burgerlijk huwelijk blijft echter een onvolkomen verhaal van “one size fits all“. En de pogingen om het burgerlijk huwelijk aan te passen aan “uitzonderlijke” gevallen geven het anachronistische trekjes. Als mensen willen scheiden beseffen ze vaak pas in welk wespennest ze zich gestoken hebben.

Saskia van Balen heeft gelijk dat je minstens de economische kant van een huwelijk (of van een geregistreerd partnerschap) nu al privé kunt regelen. Wil je de overheid uit je privé-leven vandaan houden, kun je beter geen burgerlijk huwelijk aangaan. Voor het behoud van de staatkundige “rechten” van huwelijkspartners echter is  moeilijker een gelijkwaardig alternatief te vinden.
Als je bijvoorbeeld toch je partner tot je erfgenaam wilt benoemen, zonder in de absurde tarieven van de erfbelasting te vallen, zouden we in Nederland de erfbelasting moeten hervormen, of je moet die belasting ontwijken, bijvoorbeeld door vermogensdelen in een (buitenlandse) trust of stichting onder te brengen.
Wil je toch met je partner uit een ver buitenland “legaal” samenwonen, dan kun je misschien beter nergens meer een permanente residentie hebben.

En tot slot: wil je voor God je verbintenis aangaan, dan kun je op dit moment beter niet bij de Rooms-Katholieke Kerk aankloppen: want die heeft al in 1801 een concordaat met Napoleon gesloten, waarin ze belooft geen kerkelijk huwelijk in te zegenen aan paren, die niet “voor de wet” getrouwd zijn. In Nederland heeft deze omdraaiing van de autoriteit zelfs het wetboek van Strafrecht met een hoogst omstreden artikel opgezadeld: “Artikel 449 Wetboek van Strafrecht maakt strafbaar de bedienaar van de godsdienst die voordat een burgerlijk huwelijk is voltrokken, een godsdienstige huwelijksplechtigheid verricht.”  

Vanuit het libertaire principe van individuele zelfbestemming bestaat er noch in de overheid, noch in kerkelijke bedienaren enige autoriteit. Onze vrijheid van associatie sluit een derde, “autoriserende” partij uit. De wijsheid “waar geen liefde is, daar is geen huwelijk” legt de verantwoordelijkheid voor een huwelijk bij de partners. Noch de staat, noch de kerk, kan die verantwoordelijkheid nemen. Daarom kun je ze de morele rechtvaardiging om over jouw verbintenis te beslissen ontzeggen. Het is jouw en je partner’s eigen keuze om de collectiviteit, in de vorm van een staat, een kerk, je familie of je vriendenkring bij je verbintenis te betrekken. Wettelijke regels, die verder gaan dan de bescherming van je zelfeigendom en dat van je partner, ontberen wat ons betreft elke rechtvaardiging.

Het onderwerp is één van de vele thema’s die aan bod komen in onze uitwerking van een nieuwe Nederlandse Grondwet. In onze doelstellingen is inbegrepen het opstellen van een (model-) privé-huwelijkscontract en het ter discussie stellen van de concordaten tussen overheid en kerken.

*) Het artikel van Saskia van Balen is oorspronkelijk verschenen op 18 maart 2021 in Trouw.nl en je kunt het gratis lezen op de website van het Nederlands Instituut voor Praxeologie.